Project R-12248

Titel

De handelings- en proces(on)bekwaamheid van minderjarigen: Verenigbaarheid met het Kinderrechtenverdrag (Onderzoek)

Abstract

Tot op heden zijn minderjarigen principieel handelingsonbekwaam. Dit houdt in dat ze zelf geen beslissingen kunnen nemen zonder vertegenwoordiging door hun ouders. Er bestaan echter heel wat uitzonderingen op dit principe, wat leidt tot een fragmentarische aanpak van de handelings(on)bekwaamheid. Minderjarigen zijn bovendien ook procesonbekwaam en kunnen dus niet zelf procespartij worden in een procedure die hen aanbelangt. Zij kunnen slechts onder bepaalde voorwaarden door de rechter worden gehoord in een beperkt aantal familiezaken en worden niet noodzakelijkerwijs betrokken bij het opstellen van overeenkomsten die hen aangaan. Bij dit alles rijst de vraag of het Belgische recht in overeenstemming is met art. 12 IVRK. Het doel van dit onderzoek bestaat erin een antwoord te formuleren op de volgende vraag: "Is het Belgische recht omtrent de handelings- en procesbekwaamheid voor minderjarigen in overeenstemming met het Kinderrechtenverdrag, en zo neen, hoe zou een nieuw wettelijk kader voor de handelings- en procesbekwaamheid voor minderjarigen dat wel in overeenstemming is met het Kinderrechtenverdrag kunnen worden ingeschreven in het Belgische recht?". Ik begin mijn onderzoek met een beschrijving van het internationaalrechtelijk kader, met inbegrip van een onderzoek naar het kindbeeld dat bestaat in het IVRK en hoe nationale wetgevers dit in hun wetgeving zouden moeten implementeren. Vervolgens zal ik de Belgische wetgeving omtrent de handelings- en proces(on)bekwaamheid beschrijven en analyseren. Daarna wordt het Belgisch wettelijk kader geëvalueerd in het licht van het IVRK, om de tekortkomingen in het Belgische recht bloot te leggen. Verder zal ik een rechtsvergelijkend onderzoek voeren, met als doel om van andere rechtsstelsels te leren hoe onze wetgeving kan worden aangepast om het IVRK te implementeren en welke maatregelen kunnen worden genomen om het wettelijk kader uit te voeren op een manier die in overeenstemming is met het IVRK. Deze oplossingen zullen worden voorgelegd aan Belgische advocaten en andere betrokken belanghebbenden, zoals de kinderrechtencommissaris, om ervoor te zorgen dat deze concreet kunnen worden toegepast in de praktijk in België. Ten slotte zal ik een reeks aanbevelingen formuleren om het wettelijk kader en de uitvoering ervan in de praktijk aan te passen om het Belgische recht in overeenstemming te brengen met het IVRK.

Periode

16 september 2021 - 15 september 2025