Titel
Komen kleine diersoorten inderdaad overal voor?: een casestudy (Onderzoek)
Abstract
In tegenstelling tot de beperkte verspreiding van grote diersoorten, wordt van kleine diersoorten meestal aangenomen dat zij een wijde, zelfs wereldwijde verspreiding kennen. Deze hypothese wordt vaak in vraag gesteld, en blijkt in vele gevallen het gevolg te zijn van moeilijkheden bij het aflijnen van de soorten. Dit is ook het geval voor kleine, vrijlevende platwormen, die in grote aantallen in alle vochtige milieus voorkomen. In dit project wordt als test voor deze "Everything small is everywhere"-hypothese het platwormgenus Gieysztoria bestudeerd. Van vele soorten binnen dit genus wordt verondersteld dat zij een wijde verspreiding hebben. Eerst zal nagegaan worden hoe soorten binnen dit genus kunnen afgelijnd worden met behulp van nucleaire en mitochondriale merkers. Daarna zal een fylogeografische analyse van het genus gebruikt worden om specifieke biogeografische patronen te ontrafelen. Daarnaast zal een grondige morfologische studie van de geslachtsorganen volgen, in het bijzonder van het stilet, vermits dit de basis vormde waarop in traditionele taxonomie de soorten worden afgebakend. Een gecombineerd moleculair-morfologische fylogenetische analyse (ancestral state reconstruction) zal meer inzicht verschaffen in de evolutionaire rol van de voortplantingstructuren. Tenslotte kunnen divergentietijden ingeschat worden binnen het genus door soorten van vulkanische eilanden en oude meren, waarvan de geologische ouderdom bekend is, als calibratiepunten te gebruiken.
Periode
16 februari 2013 - 15 februari 2017