Als de onderzoekseenheid persoon, familie en vermogen een venndiagram was, dan zou een sterk rechtvaardigheidsgevoel de grootste gemene deler zijn. Hoe kan het ook anders als je ervoor kiest om te werken rond de rechten van de mens als persoon, in een familiale en relationele context en rond de vermogensrechtelijke gevolgen van persoonlijke levenskeuzes. Nalatenschappen, tweerelaties, echtscheidingen, maar ook handelingsbekwaamheid van kwetsbare personen of zelfs hoe narcisme een invloed kan hebben op rechterlijke uitspraken, het zijn allemaal thema’s waar de onderzoekseenheid zich in verdiept. Het huisblad van de UHasselt, Nu weet je het, ging in gesprek met een gedreven team dat opkomt voor de rechten van de meest kwetsbaren in onze maatschappij en dat de wil deelt om die samenleving beter te maken.
Een gesprek met Charlotte Declerck, Tim Wuyts en Matthias Vanhullebusch
Charlotte Declerck, hoofd van de eenheid, steekt van wal: “Wij maken allemaal deel uit van CORe, het Centrum voor Overheid en Recht. De bedoeling is om het personen- en familierecht en de vermogensrechtelijke gevolgen daarvan te onderzoeken en daaruit voortvloeiend ook beleidsaanbevelingen te formuleren. Zo hebben we destijds met minister Geens samengewerkt aan het relatievermogensrecht en zijn er een aantal ingrepen in het burgerlijk wetboek gebeurd, zoals bijvoorbeeld de versterkte informatieplicht voor notarissen. Nu zou het bijvoorbeeld interessant zijn om te onderzoeken wat de gevolgen daar effectief van zijn en of dit moet bijgestuurd worden. Maar we werken bijvoorbeeld ook rond erfrecht, dat heel verschillend is voor samenwonenden dan voor gehuwden. Mensen weten dat vaak niet en je kan het ze ook niet verwijten natuurlijk. Daarin proberen we wel een rol te spelen.”
Tim Wuyts: “Ik houd mij vooral bezig met kwetsbare personen in het recht. Daarnaast is onze samenleving ook geëvolueerd en leven we in een wereld met veel meer diversiteit. Hoe kunnen we op een goede manier die nieuwe realiteit in ons recht vertalen, zoals bijvoorbeeld in de juridische vormen van ouderschap? Want naast het biologisch ouderschap is er vandaag de dag ook veel meer aandacht voor sociaal ouderschap, pleegouderschap of kwesties rond afstamming en adoptie. Of de positie van een kind bij een echtscheiding, dat heeft nu geen zeggenschap over de bezoekregeling, maar die denkwijze stemt niet meer overeen met hoe onze huidige samenleving daar naar kijkt.”
Betrek je dan ook de doelgroep waarnaar je onderzoek voert?
Tim: “Enerzijds is natuurlijk het zuiver bestuderen van juridische bronnen heel erg belangrijk, maar we proberen inderdaad ook steeds meer empirisch onderzoek naar kwetsbare personen te voeren door de mensen zelf meer bij het onderzoek te betrekken. Wat is bijvoorbeeld de impact van goede regelgeving? Want mensenrechten zijn mooi in theorie, maar hoe worden bijvoorbeeld de rechten van het kind of andere minderheden op het terrein ervaren? Om dat te kunnen weten is het nodig de stakeholders van dat recht te bevragen, maar dat moet je natuurlijk goed voorbereid doen. Zo werd in 2013 een nieuw beschermingskader gecreëerd voor kwetsbare meerderjarigen en hebben we recent daarbij bijvoorbeeld middenveldorganisaties, maar ook familieleden, bewindvoerders en vertrouwenspersonen bevraagd over hun ervaringen hiermee. Dat is al een belangrijke eerste stap om te weten te komen hoe zij daar tegenover staan en de aangepaste regelgeving ervaren.”
Dat maakt het onderzoek maatschappelijk relevant?
Tim: “Ja zeker, want het is de bedoeling dat de wetgever er ook mee aan de slag gaat. Handelingsonbekwaamheid is zo een beetje de rechtsfiguur waarmee bescherming vandaag nog wordt georganiseerd, maar het is al van 1804 dat dat zo gebeurt. Vandaag de dag overheerst de visie dat je mensen zoveel mogelijk moet laten deelnemen aan de samenleving en niet beschouwen als een object dat beschermd moet worden, als ‘wij gaan het wel voor jou beslissen’. Handicap moeten we op een totaal andere manier beschouwen, die mindshift is al een tijdje bezig, al zijn we er in België dus nog sterk in om hen handelingsonbekwaam te verklaren.
Ook voor het Kinderrechtenverdrag, dat in 1989 geratificeerd is, is de vertaling die wij er als samenleving aan geven toch nog altijd niet helemaal zoals die bedoeld is. Er moeten nog heel wat stappen genomen worden om te komen tot inclusie en emancipatie op deze vlakken."
Is dat streven naar meer inclusie ook iets dat in de andere domeinen die jullie onderzoeken aan bod komt?
Charlotte: “Ja, ik sluit met mijn onderzoek aan in ons streven om de positie van de meest kwetsbaren te versterken, bijvoorbeeld via mijn onderzoek over de versterking van de positie van het kind in een echtscheidingsprocedure of in mijn onderzoek over de versterking van de positie van de onder scheiding van goederen gehuwde echtgenoot. Wat de positie van het kind in het bijzonder betreft, was dit een relatief bescheiden onderzoek in samenwerking met het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat, maar met een heel grote impact omdat daarna de minister van Justitie het heeft opgepikt en we aan de slag zijn mogen gaan in een werkgroep met hem. Dat heeft een steentje kunnen verleggen en zal in de toekomst voor sommige kinderen misschien wel het verschil maken. Ik erken wel dat dat deugd doet, dat we ons onderzoek niet vanuit een ivoren toren voeren. Een andere piste die ook belangrijk is bij echtscheiding, is het evenwicht tussen partners herstellen, bijvoorbeeld een partner die meer verdient ten opzichte van de ander, dus dat gaat over de vraag van de huishoudelijke arbeid en de verrekening, als ik het zo mag noemen, in de partnerrelatie en waarbij dan de verschillende tweerelaties worden geduid en hoe we daaraan kunnen tegemoetkomen. Het huwelijk, het wettelijk en feitelijk samenwonen, dat heeft echt wel heel verschillende implicaties.”
Dus jullie doen onderzoek dat toepasbaar is en echt impact kan hebben op de maatschappij. Is dat iets dat jullie persoonlijk ook belangrijk vinden?
(Knikken alledrie enthousiast) Charlotte: “Ja, je moet toch wel het gevoel hebben, misschien niet meteen, maar op termijn, dat je onderzoek echt het verschil kan maken. In het kader van partnerrelaties hebben we nu ook twee projecten opnieuw toegespitst op de zwakkere persoon. Daar rees in eerste instantie de vraag of verschillende beroepsactoren zoals magistraten en notarissen vandaag over voldoende middelen beschikken in de bestrijding van intrafamiliaal geweld en zo neen, hoe we een grotere bescherming zouden kunnen creëren. Een ander project gaat over partners die schulden maken en de andere partner hiermee overbelasten, als vorm van economisch partnergeweld. Telkens is de vraag: hoe kunnen we kwetsbare personen versterken? Het is toch wel vanuit een zeker rechtvaardigheidsgevoel dat we daarop inzetten.”
Is dat dan uit idealisme, of is dat een stap te ver?
Tim: “Dat is moeilijk te beantwoorden (lacht), ik denk het toch een beetje wel.”
Matthias Vanhullebusch: “Ja, ik denk het wel, dat is onze taak ook als academici. Ik heb onderzoek gedaan naar narcisme en hoe dit ook effect kan hebben op de legal professionals en in bemiddelingstrajecten. Zeker in echtscheidingsprocedures wordt dit niet altijd op de juiste manier bekeken. Maar het is wel de bedoeling van het onderzoek dat dit betekenis krijgt, dat het onderzoek uiteindelijk iets kan bijdragen voor mensen in die situaties.”
Is dat iets dat jullie ook in jullie lesopdracht meenemen?
Tim: ”Ja zeker, iemand onder een beschermingsstatuut plaatsen, dat heeft impact. Eigenlijk kan het iedereen overkomen en daarom is het belangrijk dat je het recht ook in de praktijk brengt en daarbij bijvoorbeeld ook de notaris, de vrederechter, maar zeker ook de mensen die het zelf meemaken, aan bod laat komen. Ik heb zelf ooit een lezing gegeven voor mensen die onder een beschermingsstatuut staan en mij is heel erg bijgebleven, dat mensen zeggen hoe diep het hen raakt dat ze een stuk van hun leven uit handen moeten geven, dat ze zelf niet helemaal kunnen beslissen over hun leven."
Charlotte: “Dat toont ook het belang van communicatievaardigheden in deze opleiding aan. In dat soort situaties moet je later als je in de praktijk staat, communicatievaardig zijn hé. Het voordeel in dit specifieke vak is natuurlijk dat iedereen ook wel een verhaal heeft, bijvoorbeeld omdat de ouders gescheiden of aan het scheiden zijn, een overlijden in de familie of onenigheid omtrent nalatenschap aanwezig is. Of wat ook vaak aan bod komt, de opname van een grootouder in een woonzorgcentrum en hoe daar omgegaan wordt met dementie. Dus ik zeg altijd aan mijn studenten, ‘zelfs al denk je, ik ga daar later niet verder mee aan de slag, dan nog is het zinvol om dit deel van het recht te beheersen’. En anders kijken ze maar naar ‘Thuis’ of ‘Familie’ en dan hebben ze daar ook een aanknopingspunt." (lacht)
Matthias: “Elke dag of minstens elke week zijn er wel voorbeelden uit de media, ja."
Charlotte: ”Absoluut, maar soms merk je ook echt trauma bij studenten, dus tegelijk is dat ook wel iets waar je voldoende aandacht aan moet besteden. En het gaat ook veel verder dan de meest voor de hand liggende thema’s. Anonimiteit van de donor, internationale adopties, afstamming in het algemeen.”
Jullie zien dus ook steeds nieuwe uitdagingen?
Charlotte: “Ja, er zijn enorm veel werven. Het is ook precies dat deel van het burgerlijk wetboek waarvan de werkzaamheden nog niet zijn gestart om te komen tot nieuwe performante wetgeving. Want daarin moeten keuzes gemaakt worden en dat is voor beleidsmakers natuurlijk niet gemakkelijk.”
Tim: ”Een wetsvoorstel op basis van één zaak die in de media komt, dat is steekvlampolitiek en wat men dan vaak vergeet is dat de manier waarop het dan wordt opgelost meer schade berokkent dan dat het goed doet."
Charlotte: Ja en wij zijn natuurlijk niet de beleidsmakers. Wij moeten hen wel het keuzepalet aan mogelijkheden bieden, maar de keuze ligt bij hen.”
De thema’s die jullie onderzoeken, zijn kwesties die voortdurend veranderen, hoe zien jullie die evolutie?
Tim: “Dat is ook de reden waarom we empirisch onderzoek doen, om bij te blijven en te weten wat er effectief leeft. We richten onze blik ook naar buiten en kijken hoe ze het in andere landen, in andere systemen doen. De maatschappelijke evoluties doen zich overal voor maar je kan er op heel verschillende manieren op reageren. Maar je moet natuurlijk ook voor verschillende mogelijke oplossingen willen openstaan."
Matthias: “Inderdaad, en dat is wat we met ons onderzoek ook echt proberen binnen te brengen in de rechtsleer.”
Charlotte: “Daarin is ons doctoraatsonderzoek ook heel belangrijk. Binnen CORe gaat onze onderzoekseenheid op termijn werken rond de twee onderzoekslijnen die door de hele faculteit gedragen worden: duurzaamheid (sustainability) en veerkracht (resilience). Al het onderzoek dat onze doctorandi doen moet ook zijn grond vinden in die onderzoekslijnen. Álles kunnen we niet doen in ons onderzoek natuurlijk, maar wat we doen, willen we wel goed doen en daarmee willen we dan ook naamsbekendheid verwerven.”
Tim: “En internationale uitstraling, want we ontwikkelen hier wel heel wat.”
Matthias: “Ja, zeker ook op internationaal vlak kunnen we nog heel wat uitwisselen.”