Arm- en handrevalidatie bij kinderen met hersenverlamming, bij personen met multiple sclerosis, bij personen met ruggenmergletsels
Kinderen met unilaterale cerebrale parese (uCP) vertonen verschillende sensorimotorische problemen in de aangedane arm, waardoor de arm minder effectief gebruikt wordt in dagelijkse levensactiviteiten. Dit onderzoek is tot stand gekomen door de nood aan een doelgericht behandelplan voor de bimanuele motorische controle. Momenteel is er echter te weinig onderzoek gedaan naar de bimanuele motorische controle en de betrokken hersenfuncties in kinderen met uCP.
Daarentegen kunnen we door recente vorderingen in robotica meer gedetailleerde informatie verkrijgen over de werking tussen beide handen in een bimanuele taak. Het doel van dit project is om het inzicht in de bimanuele motorische controle te verbeteren en de behandelingsrespons in kinderen met uCP na te gaan.
Eerst zullen we een diepgaande kwantificering van de bimanuele motorische controle uitvoeren en daaropvolgend de rol van de neurologische factoren op de bimanuele controle in kinderen met uCP onderzoeken, namelijk de structurele connectiviteit van het corpus callosum, de corticospinale banen en het sensorisch systeem. Als laatste gaan we de effectiviteit bekijken van een geïntegreerde somatosensorische en bimanuele motorische therapie met het identificeren van de beste uitkomstmaat.
Hierdoor zal dit project resulteren in een meer geavanceerd begrip van bimanuele motorische controle en bijdrage tot een op maat gemaakt interventieprogramma.
Personen die na het doormaken van een beroerte nog steeds ernstige problemen ondervinden op gebied van arm-handfunctie drie maanden na de beroerte behouden op lange termijn vaak functionele klachten bij het gebruiken van de hand. Een mogelijke reden is dat de hoeveelheid therapie die in het vroege stadium na de beroerte gegeven werd te beperkt was.
We onderzoeken binnen deze studie of een hogere dosis therapie voor arm- en handfunctie in de vroege fase na de beroerte haalbaar is, en trachten na te gaan wat de maximale duur mag zijn per extra sessie bij patiënten met matige tot ernstige klachten in het acute en vroeg subacute stadium na de beroerte. We vergelijken 3 hoeveelheden van multimodale therapie voor de arm en hand, bestaande uit specifieke arm-hand training en functionele elektrostimulatie in combinatie met de standaard revalidatie.
Personen met MS of na een beroerte hebben sensorimotorische problemen die veroorzaakt
worden door hun aandoening. Recente bewegingsanalyses tonen aan dat bij het reiken naar een voorwerp er vaak een excessieve romp of schouder beweging gebeurd. De interactie tussen de romp, schouder en arm tijdens het reiken is echter niet volledig onderzocht/gekend.
Daarom beoogt deze studie deze interactie te onderzoeken tussen romp/ schouder en arm beperkingen bij personen met MS of na een beroerte. In een cross-sectioneel case-controlled observationele studie zullen 80 personen met MS of na een beroerte geëvalueerd worden tijdens het uitvoeren van geïsoleerde romp, schouder en bovenste lidmaat bewegingen. Bovendien wordt ook de combinatie van bewegingen geëvalueerd tijdens het reiken. Door structural equitation modelling zal het directe en indirecte effect onderzocht worden van de romp, de schouder en het bovenste lidmaat.
Ook zal het wegende/bepalende effect van deze drie actoren het reiken in kaart gebracht worden. Deze studie beoogt zo om het effect van de romp, de schouder en het bovenste lidmaat op het reiken te evalueren.
Dwarslaesie (SCI) is een traumatische levensgebeurtenis die resulteert in een disfunctie van normale sensorische, motorische en autonome functies. Een dwarslaesie met een cervicale laesie (C-SCI) hebben problemen met de bovenste en onderste ledematen. De functie van de bovenste ledematen speelt een cruciale rol bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en onafhankelijkheid. Mensen met C-SCI scoren de functie van de bovenste ledematen als het belangrijkste onderdeel in functioneel herstel om de kwaliteit van leven te verbeteren, in subacute en chronische fase (>3 jaar na het letsel).
Intensieve oefentherapie voor de bovenste ledematen is erg belangrijk om het functionele herstel bij patiënten met c-SCI te verbeteren. Volgens de literatuur van motorisch en neurologisch herstel kunnen we drie essentiële trainingscomponenten identificeren in arm/hand vaardigheden bij subacute C-SCI. Oefentherapie moet taakspecifiek zijn, de dosis moet voldoende hoog zijn en de patiënt moet gemotiveerd zijn. Echter de optimale oefenparameters zijn momenteel nog onbekend.
Deze studie heeft tot doel de trainingscomponenten nl. taakgerichte trainingscomponenten en therapiedosisdimensies te onderzoeken die cruciaal zijn voor het optimaliseren van arm/ handvaardigheidstraining.