Pijn, vermoeidheid & somatisch onverklaarbare klachten

Chronisch vermoeidheidssyndroom, somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten, vermoeidheid bij personen met multiple sclerosis, pijn bij personen met multiple sclerosis en lage rugpijn & nekpijn.

Shoot Reval Proefpersonen LR 100

Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten

Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) – lichamelijke klachten die onvoldoende adequaat verklaard kunnen worden door een gediagnosticeerde organische ziekte – vormen een belangrijk probleem binnen de gezondheidszorg. Deze klachten kunnen zeer uiteenlopend zijn (oa. hoofdpijn, spijsverteringsproblemen, vermoeidheid, spierpijn, ademnood, …) en veroorzaken soms ernstige functionele beperkingen. SOLK kunnen zowel als (voorbijgaande) enkelvoudige klachten voorkomen, als in het kader van stressgerelateerde aandoeningen zoals overspanning en burn-out, maar ze kunnen evenzeer een chronische vorm aannemen zoals bij functionele syndromen (chronisch vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie, chronisch whiplash syndroom, …). De gekende hoge prevalentie gaat gepaard met aanzienlijke maatschappelijke kosten.

Een eng biomedisch ziektemodel gaat voorbij aan het feit dat zelfgerapporteerde gezondheidsklachten steeds het resultaat zijn van een complexe integratie in de hersenen van afferente signalen uit het lichaam (bottom-up) en perceptueel-cognitieve en affectieve (top- down) processen. Het verenigen van bevindingen uit interoceptie- en symptoomperceptieonderzoek met stressfysiologische en neurobiologische data laat toe het dualistisch denken (ofwel psychisch ofwel lichamelijk) te overstijgen. Onze onderzoeksgroep wil bijdragen aan de verdere identificatie van onderliggende werkingsmechanismen van SOLK en de vertaling naar concrete behandelcomponenten.

Projecten

Blank

Katleen Bogaerts

Functie
Docent - Prof. dr.
Telefoon
+3211269362
Blank

Pijn & vermoeidheid bij personen met multiple sclerosis

Betrouwbaarheid tussen dagen en gelijktijdige validiteit van uitkomstmaten voor pijn bij personen met multiple sclerose.

Pijn is een belangrijk symptoom bij multiple sclerose (MS) dat leidt tot een lage kwaliteit van leven, een verhoogd invaliditeitsniveau, een gebrek aan werk en geestelijke gezondheid. Mensen met MS melden hun pijn als een van de meest vervelende symptomen van hun ziekte. Bovendien omvat MS, anders dan de andere neurologische aandoeningen, een grote verscheidenheid aan pijnen en heeft pijn een grotere interferentie bij MS.

De prevalentie van pijn bij MS varieert van 29% tot 86%. Zeer weinig van de uitkomstmaten voor pijn zijn gevalideerd voor de MS-populatie. Tot dusver werden de volgende instrumenten gebruikt in studies bij MS: de neuropathische pijnschaal, de korte pijninventaris, de graded chronische pijnstoornisscore, de medische uitkomstenstudie pijneffecten schaal.

Ze zijn echter niet getest in MS test-hertestbetrouwbaarheid, dus het is onduidelijk wat de meetfout is wanneer ze op verschillende testmomenten worden toegepast. Bovendien is de gelijktijdige validiteit van verschillende instrumenten onbekend en is er nog geen vergelijking gemaakt met gouden standaarden in ander pijnonderzoek. Daarom is het doel van het huidige projectvoorstel om de betrouwbaarheid van de test-hertest tussen de dagen (variabiliteit) en de gelijktijdige validiteit van een reeks uitkomstmaten voor pijn bij personen met MS te onderzoeken.

De effecten van vermoeibaarheid protocollen op cognitief-motorische dubbeltaak prestatie bij personen met MS, en de ecologische validiteit van vragenlijsten.

Veel activiteiten van het dagelijks leven bestaan uit het gelijktijdig uitvoeren van een motorische en cognitieve taak, bijvoorbeeld wandelen terwijl je aan het praten bent met je partner. Daarom wordt cognitief-motorische interferentie (CMI), verminderde prestatie door het gelijktijdig uitvoeren van taken en gekwantificeerd door de dubbeltaak kost (DTC), omschreven als een ecologisch valide maat om beperkingen in het dagelijks leven te meten. Personen met MS hebben een brede verscheidenheid aan symptomen, zoals vermoeidheid en vermoeibaarheid, die in het dagelijks leven het stappen en dubbeltaak prestatie kunnen beïnvloeden. Voor zover ons bekend is, is het effect van een geoperationaliseerde taak die tot vermoeidheid leidt op de uitvoering van stappen in een dubbeltaakconditie nog niet onderzocht is MS. Het doel van deze studie is om de effecten van een motorische vermoeiende taak op de dubbeltaakprestatie van personen met MS te onderzoeken en bestaat uit twee werkpakketten (WP). In WP1, is een systematische review naar de effecten van geïnduceerde vermoeidheid (vermoeibaarheid) op gang, balans en dubbeltaakprestatie in ouderen en neurologische aandoening gepland. WP2 bestaat uit een grote crosssectionele studie over de effecten van motorische vermoeibaarheid op dubbeltaakprestatie in personen met MS. Deze studie vindt plaats in België, Turkije, Israël, Spanje en Chili en wordt ondersteund door het Europese netwerk voor MS revalidatie en onderzoek (RIMS).

Wandelvermoeibaarheid bij personen met MS: psychometrische eigenschappen van meting voor cognitieve en coördinatie-vermoeibaarheid en proof-of-concept van een revalidatie interventie.

Vermoeibaarheid is een verandering in prestatie in de loop van de tijd volgens taken en situaties. Uit voorlopig onderzoek van ons team is gebleken dat personen met MS met wandelvermoeibaarheid een significante afname vertoonde van de bewegingsamplitude tijdens een coördinatie taak van de onderste ledematen in zittende positie. Een pilootstudie uitgevoerd door onze onderzoeksgroep heeft aangetoond dat danstherapie de impact aanzienlijk verbeterde op vermoeidheid. Het effect van danstherapie op prestatie-vermoeibaarheid is echter nog onbekend. Het eerste doel van dit onderzoek is om de betrouwbaarheid van onderste ledematen-coördinatie taak te onderzoeken en van cognitieve vermoeidheid. Ook om het effect van een achtweekse choreo-gebaseerde dans interventie op vermoeidheid en vermoeidheid bij MS te onderzoeken door een gerandomiseerde gecontroleerde pilootstudie uit te voeren. Dertig pwMS worden toegewezen aan een dansgroep of een controlegroep (gericht op stretch- en balansoefeningen). Klinische coördinatie parameters zullen worden verzameld bij aanvang en na de interventie.

Dit project wordt ondersteund door de MS-Liga Vlaanderen en het Claire Fouconnier Fonds (Koning Boudewijn Stichting).

Peter Feys

Functie
Decaan - Prof. dr.
Telefoon
+3211292123

Ilse Lamers

Vermoeidheidkinderenhersenverlamming2

Vermoeidheid bij kinderen met hersenverlamming

Balansproblemen tijdens het staan en het lopen zijn cruciale problemen in kinderen met cerebrale parese (CP). Hoewel balansproblemen de laatste decennia meer erkend worden, blijven de onderliggende oorzaken voor de slechtere balansprestatie nog onduidelijk. Dit leidt bijgevolg tot gemengde resultaten wat betreft de effecten van verschillende balanstrainingen.

Op perifeer niveau kan langdurige fysieke activiteit balansproblemen vergroten doordat er spiervermoeidheid ontstaat. Aangezien spiervermoeidheid een frequente klacht is bij CP, kunnen balansproblemen ook optreden als gevolg van fysieke inspanning. Daarom is het hoofddoel van dit project om inzicht te creëren in deze onderbelichte, maar waarschijnlijk zeer relevante, perifere determinant voor de balansproblemen bij kinderen met CP.

Blank

Pieter Meyns

Functie
Docent - Prof. dr.
Telefoon
+3211269395
1718 RWS 2018.04.11 Rob Van Der Straaten 04

Lage rugpijn en nekpijn

Hyperventilatie en niet-specifieke lage rugpijn

Lage rugpijn (LRP) is wereldwijd dé hoofdoorzaak van beperking. Verminderde posturale controle is een cruciale factor in de ontwikkelen en in stand houden van LRP. Bovendien is de prevalentie van LRP geassocieerd met verminderde diafragmafunctie, kortademigheid en een dysfunctioneel ademhalingspatroon. De associatie tussen LRP en hyperventilatie blijft echter onbekend. Het doel van deze studie is om te onderzoeken of de aanwezigheid van recidiverende niet-specifieke LRP gerelateerd is aan de aanwezigheid van hyperventilatie, hetzij geobjectiveerd door verlaagde CO2-waarden (hypocapnie) of door symptomen met normale CO2-waarden. Bovendien onderzoeken we of psychosociale factoren een rol spelen in deze relatie. Vervolgens gaan we na of hyperventilatie bij patiënten met LRP gerelateerd is aan een verminderde posturale controle, en meer specifiek de posturale bijdrage van het diafragma. Tenslotte zullen we nagaan of een verstoorde posturale controle en hyperventilatie verbeterd kunnen worden door gerichte ademhalingstherapie. Dit project zal een volledig overzicht geven van de associatie tussen LRP en hyperventilatie, essentieel voor het belichten van cruciale en (mogelijks) omkeerbare factoren in de etiologie van LRP.

Hiertoe zullen gezonde rechtshandige jongeren (n=40, 20-40 jaar) en ouderen (n=40, 60-80 jaar) worden gerekruteerd, de helft van elke leeftijdsgroep zal een 4-daags trainingsprogramma met een complexe bimanuele coördinatie taak uitvoeren (experimentele groep), terwijl de overige 20 een programma volgen dat geen leren vereist (controlegroep). Neurobiologische aspecten met betrekking tot motorische prestatie en leren worden onderzocht met behulp van niet-invasieve hersenstimulatie en multimodale beeldvormingstechnieken.

Het doel is bij te dragen aan fundamentele kennis omtrent de neurofysiologie van het verouderende brein en toekomstige trainingsprogramma's die de functionele achteruitgang kunnen verlichten of tegengaan te inspireren.

Back To Back: de vergeten rol van rugspierkarakteristieken om oefentherapie op maat te bieden voor recidiverende a-specifieke lage rugpijn

A-specifieke lage rugpijn (NSLRP) is wereldwijd dé belangrijkste oorzaak van invaliditeit. In het afgelopen decennium was onderzoek vooral gericht op psychosociale oorzaken van NSLRP (bv. bewegingsangst), waardoor de interesse in biologische oorzaken (bv. stoornissen in rugspierfunctie) afnam. Nieuwe inzichten in de karakteristieken van rugspieren zijn echter cruciaal. Onze onderzoeksgroep kan hiertoe bijdragen door unieke complementaire expertise met state-of-the-art methodieken en pilootresultaten. We verwachten dat patiënten met NSLRP veranderingen in de rugspieren vertonen op macroscopisch (volume, vetinfiltratie), microscopisch (vezeltypering), hemodynamisch (oxygenatie) en elektrofysiologisch (activering) niveau, dewelke met elkaar verband houden en onderliggend zijn aan een verstoorde rugspierproprioceptie in deze populatie.

  1. Dit wordt onderzocht aan de hand van 3 doelstellingen:Het bestuderen van de betrouwbaarheid en validiteit van 3D-echografie om macroscopische kenmerken van de rugspieren te meten,
  2. Het bestuderen van zowel macroscopische, microscopische, hemodynamische als elektrofysiologische karakteristieken van de rugspieren, hun onderlinge relatie en hun correlatie met rugspierproprioceptie in patiënten met NSLRP en controles, om fenotypes te bepalen,
  3. Het bestuderen van de omkeerbaarheid van rugspierkarakteristieken door gerichte oefentherapie.

De geassocieerde rol van lumbale proprioceptieve verstoringen en psychosociale factoren in zwangerschapsgerelateerde bekkengordelpijn: een longitudinale follow-up studie in multipare vrouwen (de PROFit studie)

Lage rugpijn is wereldwijd dé hoofdoorzaak van beperking, en treft vrouwen meer dan mannen. Het vaker voorkomen bij vrouwen wordt nog geaccumuleerd door de hoge prevalentie van zwangerschapsgerelateerde lage rugpijn (PLBP). Tot 86% van de zwangere vrouwen ontwikkelt PLBP, waarvan meer dan 50% tijdens volgende zwangerschappen hervalt, en 10% verschillende jaren postpartum ernstige gevolgen ondervindt. Om (het herval van) PLBP te voorkomen en de negatieve langetermijneffecten op de gezondheid van moeders te verminderen, is er dringend nood aan meer onderzoek naar de onderliggende mechanismen van PLBP. Verstoringen in houdingscontrole (posturale controle) worden vaak in de algemene populatie met lage rugpijn waargenomen, onafhankelijk van zwangerschap. Ook rapporteren vrouwen met aanhoudende PLBP postpartum vaker stoornissen in lichaamsperceptie en bewegingsangst, factoren die eerder verband hielden met aanhoudende lage rugpijn in de algemene bevolking. Echter, veranderingen in proprioceptie, de primair bron voor posturale controle, en lichaamsperceptie en de associatie met PLBP zijn nog niet onderzocht tijdens zwangerschap en postpartum. Daarom zal in dit project onderzocht worden of veranderingen in proprioceptie gerelateerd aan posturale controle, lichaamsperceptie en bewegingsangst, voorspellend zijn voor het in stand houden of ontwikkelen van PLBP tijdens de zwangerschap en postpartum. Deze bevindingen zullen gebruikt worden om preventie- en behandelingsstrategieën voor PLBP te optimaliseren en om zo de gezondheid van moeders te verbeteren.

Deze studie wordt gefinancierd door AXA Research Fund.

Lotte Janssens

Functie
Docent - Prof. dr.

Katleen Bogaerts

Functie
Docent - Prof. dr.
Telefoon
+3211269362

Frank Vandenabeele

Functie
Hoogleraar - Prof. dr.
Telefoon
+3211269301
1718 RWS 2018.04.11 Rob Van Der Straaten 08

Degeneratieve heup- en knieaandoeningen

Onderzoeksproject degeneratieve heupaandoeningen

Osteoartrose is wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van pijn en beperkingen, en het heupgewricht is klinisch een van de meest aangedane gewrichten. Door de veroudering van de bevolking en de toenemende prevalentie van risicofactoren zoals obesitas en een sedentaire levensstijl, zullen de globale prevalentie en incidentie van heupartrose de komende jaren nog aanzienlijk toenemen. Deze toename zal gepaard gaan met een stijging in de persoonlijke, de socio-economische en de gezondheidszorgbelasting.

Er bestaat een enorme heterogeniteit in de structurele en klinische manifestatie van heupartrose. Bovendien worden personen met heupartrose gekenmerkt door verschillende biopsychosociale karakteristieken. Om de complexiteit en heterogeniteit van heupartrose te ontrafelen, tracht dit onderzoek klinische fenotypes te identificeren binnen de populatie met heupartrose, gebaseerd op een aantal biopsychosociale factoren. Deze klinische fenotypes zouden de basis kunnen vormen voor geïndividualiseerde zorgpaden, met potentiële verbetering van de klinische uitkomsten.

Samen met de toenemende prevalentie en incidentie van heupartrose, zal de komende jaren het aantal totale heupprotheses toenemen. Een totale heupprothese (THP) is een kosteneffectieve behandeling voor personen met heupartrose. Desondanks hebben studies aangetoond dat 8% van de patiënten ontevreden is met het resultaat, en dat tot 23% van de patiënten langdurige pijn rapporteert na een THP. Bovendien ervaart ongeveer 25% van de patiënten beperkingen in activiteiten en participatie na een THP. Een belangrijke stap om de uitkomsten na een THP te verbeteren is prognostisch factoronderzoek.

Kennis over prognostische factoren geeft zorgverleners de mogelijkheid om personen te identificeren met een verhoogd risico op een slecht resultaat. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat het verschil in prognose na een THP niet enkel verklaard kan worden door structurele factoren of de chirurgische ingreep op zich. Daarom focust dit onderzoek op de prognostische rol van een aantal biopsychosociale factoren, waaronder traumatische ervaringen, mentale comorbiditeiten, en somatosensorische functie, op uitkomsten gerelateerd aan pijn en beperkingen na een THP bij personen met heupartrose.

Blank

Annick Timmermans

Functie
Hoogleraar - Prof. dr.
Telefoon
+3211292125
1819 RWS 2019.04.04 Inwendige Kine 05

Vermoeidheid bij Long-COVID

Deze observationele studie – in samenwerking met KULeuven - is opgezet om ons meer inzicht te geven in het functioneren (en de mogelijke dysfuncties) van patiënten met langdurige klachten na COVID-19 en de ernst van de vermoeidheid in deze populatie na te gaan. De informatie die we kunnen verwerven aan de hand van een nauwgezet cognitief, mentaal en fysiek onderzoek zal ons helpen om de juiste aangrijpingspunten voor revalidatie-programma’s te bepalen en informatie aanleveren voor het opstellen van toekomstige (interventionele) studies rondom multidisciplinaire behandeling van patiënten met langdurige klachten na COVID-19.

PuRe COVID: longrevalidatie in de eerste lijn bij patiënten met langdurige klachten na COVID-19

Chris Burtin

Functie
Docent - Prof. dr.
Telefoon
+3211268996
Blank
Header

Tinnitus

Tinnitus is de perceptie van geluid in afwezigheid van een externe bron voor dit geluid. Het is een vaak voorkomend symptoom, dat 10 tot 15% van de volwassen bevolking treft, met als gevolg stemmingswisselingen, angst, depressie, slaap- en concentratieproblemen en andere psychologische/emotionele issues, die tot ernstige problemen in de kwaliteit van leven kunnen leiden. Tinnitus is geen ziektebeeld, maar een symptoom met verschillende mogelijke oorzaken, wat de tinnituspopulatie erg heterogeen maakt.

Naast de bekende oorzaken zoals gehoorverlies of lawaaitrauma, wordt tinnitus bij ongeveer een kwart van de patiënten beïnvloed door nek- of kaakdisfuncties. Deze patiënten met zogenaamde somatische tinnitus vormen onze belangrijkste onderzoekspopulatie.

De studies binnen deze populatie omvatten klinische studies naar de effectiviteit en kosteneffectiviteit van behandeling door middel van musculoskeletale therapie en technologie geassisteerde behandelopties. Een voorbeeld hiervan is het door FWO gefinancierde project: De CATT trial.

Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar diagnostiek van somatische tinnitus en worden meer fundamentele studies naar hersenveranderingen in deze populatie opgezet in samenwerking met de collega’s van het onderzoeksdomein neurologische revalidatie.

Naast de specifieke somatische tinnitus populatie wordt ook onderzoek verricht naar de invloed van beweging en fysieke training op tinnitus klachten in het algemeen. Voor deze studie wordt samengewerkt met de collega’s van het onderzoeksdomein cardiale revalidatie.

Sarah Michiels

Functie
Docent - Prof. dr.